In de geschiedenis van de drukkunst valt ondanks alle veranderingen en revoluties een rode draad te constateren: het streven om steeds beter te reproduceren en de wens een steeds grotere flexibiliteit ten aanzien van de vormgeving te verkrijgen.
Bij de ontwikkeling van het met de hand geschreven afzonderlijke exemplaar naar het gedrukte geschrift, stond nog steeds het aspect van de gemakkelijke verspreiding van boeken en vlugschriften door bijna willekeurige reproduceerbaarheid voorop.
Terwijl sindsdien aan het principe van de reproductie eigenlijk niets fundamenteels veranderd is – immers, nog steeds maakt een ingekleurde matrijs het aangedrukte papier zwart – heeft de pre-presstechniek in de 20e eeuw een geweldige vlucht genomen. Van het traditionele zetten met lood naar het zetten met behulp van licht, via het zetten met licht met de kathode-straal, tenslotte naar de laserbelichting die op het ogenblik de standaard is.
In het kader van deze ontwikkeling zijn ook de werkwijzen bij het
zetten veranderd: van het zetten met de hand met zethaak naar het
intoetsen van zetinstrucies bij het zetten met licht tot het inbrengen
van een tekst op de computer, werden de procds in toenemende mate
geautomatiseerd, en daarmee helaas ook aanmerkelijk abstracter. Het is
niet meer zo onmiddelijk evident wat de één of andere in code
overgebrachte commandoreeks met bijvoorbeeld een Engelse regelvel te
maken heeft. Met de opkomst van de personal computer ontstond enige
tijd later ook een hele nieuwe werkwijze. What You See Is What You
Get
(afgekort WYSIWYG) luidde de belofte van de nieuwe zet- en
layout-programma's, die de gebruiker het eindprodukt van zijn werk
reeds gedurende het maken op het beeldscherm tonen moest.
Daarbij moesten z¢veel procds reeds in de computer uitgevoerd
worden dat externe nabewerkingsstappen vaak konden vervallen. Het
document ontstond dus alleen met behulp van de computer op het bureau.
Deze manier van werken werd daarom ook Desktop Publishing
of
afgekort DTP genoemd. Sinds men met Desktop Publishing niet alleen op
computer-printers maar ook op laserbelichters kon afdrukken, werd DTP
in toenemende mate interessant voor professionals.
Helaas heeft de praktijk uitgewezen dat de WYSIWYG-werkwijze bij
veel systemen vaak niet veel bijzonders is. Zo zagen de lettertekens
op het beeldscherm er bijvoorbeeld niet hetzelfde uit als op de afdruk
van de laserprinter en wr anders dan op de uitdraai van de
laserbelichter. Of bijvoorbeeld haarlijnen raakten elkaar bij de
belichting niet precies. De oorzaak van deze problemen lag in de
toegepaste technologie. Het DTP-conzept is in een tijd ontstaan toen
interfaces tussen computer en randapparatuur relatief langzaam waren,
en de geheugenruimte in de computer duur en derhalve krap bemeten was.
Om tijd en geheugenruimte te sparen was men daarom gedwongen de
documenten in zeer gecomprimeerde vorm naar de printer te sturen. Dit
resulteerde in de ontwikkeling van zogenaamde
pagina-beschrijvingstalen
, waarmee du computer en de printer
over het uiterlijk van een pagina konden communiceren. Door de
standaardisatie van deze talen werd het tenslotte mogelijk ook
laserbelichters met een aanvullende speciale computer voor het
overzetten uit te rusten, een zogenaamde Raster Image Processor
(RIP). De gebuiker kon dus theoretisch iedere computer met elke
willekeurige printer of belichter verbinden, zolang zij allebei maar
dezelfde taal
spraken.
In praktijk echter bleek deze situatie helaas vaak minder
eenvoudig. Er ontwikkelden zich subtiele verschillen in de opvatting
van de talen, zogenaamde dialecten
, die afwijkingen bij het
drukken veroorzaakten. Omdat bovendien iedere computer, printer en
belichter op een gegeven moment hun eigen letterbeschrijving
vereisten, werd de handhaving ng moelijker en derhalve vatbaarder
voor misverstanden. Tenslotte konden de meeste DTP-programma's
bepaalde elementen in het geheel niet of slechts bij benadering op het
beeldscherm laten zien (b.v. letters in tussenformaten of cursief
schrift). Men kon dus in het gunstigste geval van WYSIAWYG (What
You See Is Almost What You Get
) spreken. Daarbij moesten veelal
meerdere proefdrukken en correcties worden uitgevoerd totdat eindelijk
het gewenste resultaat was bereikt. Al deze problemen hebben bij de
ontwikkeling van Calamus tot een geheel nieuwe opzet geleid. Bij
Calamus is de complete uitvoer-logica in het programma
geïmplementeerd, zodat de uitvoer-apparatuur thans niet langer
betrokken is bij de voorbereiding en totstandkoming van het document.
De uitvoer-apparatuur ontvangt enkel en alleen de kant en klare
afbeelding van de pigina als rasterbeeld (bitmap). Dit rasterbeeld kan
eenvoudigweg niet meer gemodificeerd worden.
Dit concept heeft vele gebruikers overtuigd en hen ertoe bewogen Calamus aan te schaffen. Dit kon slechts als aansporing opgevat worden om in deze richting verder te werken. Met Calamus SL is nu de tweede generatie van dit programma beschikbaar dat naast DTP en RIP vele andere functies in zich verenigt.
Tot nu toe konden alle DTP-programma's enkel en alleen reeds voorbereide teksten, afbeeldingen of grafieken in een bepaalde layout voegen. Het creëren en veranderen van deze elementen werd aan andere programma's overgelaten. Dat hield in dat voor zelfs de kleinste wijziging aan een afbeelding het DTP-programma verlaten moest de veranderde afbeelding dan weer in het DTP-programma geladen worden. Verschillen in programma-concepten, gebruikers-interfaces an toetsdefinities bemoeilijkten het werk en droegen zodoende eerder bij tot verwarring dan tot de beoogde effectiviteit.
Intensieve overwegingen en analyses hebben thans geleid tot de ontwikkeling van een modulair concept waarbij programmadelen, zogenaamde modules, naar believen aan het gebruiker-interface van Calamus SL gekoppeld kunnen worden. Ze worden dan z¢ geïntegreerd alsof zij altijd al deel uitmaakten van het programma. De modules hebben een strak gedefinieerde structuur, zodat zij ook door andere software-ontwikkelaars geschreven kunnen worden. Calamus SL is zo een grafisch besturingssysteem geworden met bijna alle uitbreidingsmogelijkheden die men zich maar kan wensen.
Een andere vorm van de nieuwe modulariteit zijn de drivermodules die gegevens uit andere programma's in Calamus SL overnemen. Uiteraard bestaan er ook modules voor het vertalen in omgekeerde richting. Deze maken dus gegevens uit Calamus begrijpelijk voor andere programma's. Deze worden import- of exportdrivers genoemd, en maken het mogelijk dat bij het verschijnen van een nieuw tekstverwerkingsprogramma of een nieuw grafisch programma voor het uitwisselen van gegevens slechts een nieuwe driver-module aan DMC Calamus moet worden toegevoegd. Het aanpassen van het totale programma is hiermee dus niet langer noodzakelijk.
Deze flexibileit maakt het mogelijk dat zowel individuele functies alsmede gehele functionele modules naderhand door de gebruiker van het programma kunnen worden geïmplementeerd zonder dat een speciale versie vereist is. Uiteraard hoeft men hierbij de module niet elke keer opnieuw te laden: indien de optimale samenstelling gekozen is slaat men deze gewoon op, en Calamus start voortaan in deze configuratie op. Op deze wijze kan men een persoonlijke versie van Calamus samenstellen.
Bij de verdere ontwikkeling van Calamus werd er echter nog een eis gesteld: terwijl de eerste generatie DTP-programma's zich tot de verwerking van zwart-wit opmaak beperkte, ontwikkelt zich momenteel een trend in de richting van vormgeving in kleur. Relatief goedkope kleurenprinters geven reeds verbazingwekkend goede resultaten. De eis van de gebruiker om deze mogelijkheden te ondersteunen moest dus ingewilligd worden.
Ook bij het onderzoek naar aanleiding van deze taakstelling werd snel duidelijk dat halve oplossingen niet in aanmerking kwamen. Calamus stelt zich de eis op alle uitvoermedia kwalitatief goede, en bovenal compatibele resultaten te produceren. Zo werd een volledige kleurscheiding ontwikkeld die uiteraard ook kleur- en grijstinten ondersteunt en op willekeurige printers en kleurensystemen functioneert. Ook hier werd erop gelet dat voor het scherm en het uitvoermedium dezelfde werkwijze gebruikt werd, om inconsistenties van meet af aan consequent te vermijden. Men kan weliswaar als gebruiker alle parameters van deze professionele kleurscheiding instellen, maar normaliter zal dit door de zorgvuldig gekozen standaardinstelling niet nodig zijn. Maar indien gewenst kan men voor speciale toepassingen rasterdichtheden en -hoeken bijna willekeurig veranderen.
Kleur is echter niet slechts uitvoer, maar ook invoer. De filosofie van de onafhankelijkheid van bepaalde hardware werd ook hier voortgezet. Zo is Calamus door de reeds besproken modulariteit noch van een bepaalde scanner, noch van een bepaalde kleurweergave afhankelijk. De driver-modules maken het koppelen van bijna alle invoerapparatuur mogelijk. Kleuren kunnen in de systemen RGB (rood, groen, blauw), IHS (intensiteit, kleur, verzadiging), CYM (cyaan, geel, magenta) of CMYK (cyaan, magenta, geel, zwart) ingesteld worden. Wie geen ambities heeft met betrekking tot kleur kan desondanks de zwart-intensiteiten naar eigen inzicht rangschikken en op deze manier heel eenvoudig grijswaarden vervaardigen.
Deze ideën, en vooral het marktijp maken ervan, hebben langer geduurd dan wij van Calamus verwacht hadden. Nu ligt echter de vertaling naar de praktijk voor u. DMC presenteert met Calamus SL de tweede generatie van een nieuwe DTP-filosofie. Vele nieuwe concepten bieden u nog meer mogelijkheden voor de vervaardiging van een nog professioneler eindproduct. Omdat wij ook niet perfect zijn en open staan voor iedere vorm van initiatief of kritiek, zullen wij uw wensen altijd open tegemoet treden.
Allereerst wensen wij u in ieder geval veel plezier toe met DMC Calamus SL.