Door op deze optie te klikken kunt u een printerdriver uitzoeken. Dat is noodzakelijk, daar verschillende printers op verschillende wijze aangestuurd worden. Er bestaan veel mogelijkheden een printer te vertellen wat en hoe er geprint moet worden. Terwijl vroeger de printer-fabrikanten hun printers met verschillende besturingssystemen uitvoerden, hebben deze tegenwoordig enige standaard-systemen ingevoerd. Voor vrijwel ieder besturingssysteem wordt bij Calamus een driver-programma meegeleverd, dat de documenten vertaalt naar de printer. Zoekt u uit de item-selector de gewenste driver en bevestig uw keuze met [Return] of een klik op [OK]. Het aantal beschikbare printerdrivers wordt overigens continu uitgebreid. Heeft u met de installatie van uw printer problemen, vraag dan uw leverancier u hierbij te helpen.
Nadat u een driver geladen (of in de voorinstelling vastgelegd) heeft, ziet u in het bovenste deel van het dialoogpaneel het volgende:
Die einzelnen Felder haben dabei folgende Bedeutung:
Driver-namen en -types van printers hoeven niet per se gelijk aan de naam van uw printer of driver te zijn, omdat veel printers met elkaar vergelijkbaar zijn, dus met gelijke commando's aangestuurd worden. Bij matrix-printers bestaan bijvoorbeeld alleen nog de standaards van de firma's Epson en NEC. Alle op de markt zijnde printers ondersteunen een van deze standaards, zodat voor matrix-printers alleen deze beide drivers nodig zijn. Hetzelfde geldt voor laser-printers. Hier heeft zich de commando-structuur van de HP-Laserjet-printers doorgezet. Jammer genoeg zijn er in beide gevallen uitzonderingen, zodat het aantal printerdrivers toch wat omvangrijk is. Daar u met Calamus echter goed moet kunnen printen, moet de printer in ieder geval overeen komen met de hier aangegeven types.
Vele printers, in het bijzonder de laserprinter, kunnen niet de
gehele pagina printen. Daarom moet u bij het instellen van frames een
bepaalde afstand van de kant blijven. Deze afstand is natuurlijk van
printer tot printer verschillend. Na het laden van een printerdriver
worden daarom hulplijnen op uw werkvlak gezet, die dit minimum dan
markeren. Het te printen vlak van een pagina wordt bovendien in het
dialoogpaneel Automatisch aanmaken van deeldrukframes
(zie
hoofdstuk 5.5, Submenu Speciale functies, paginadelen) getoond.
In deze regel ziet u de ingestelde resolutie van de printer of
fotozetter in punten per inch. Deze, voor ons misschien wat ongewone
maat, is bij printers en fotozetters standaard. Het is niet zinvol
Dots per inch
(dpi), zoals de eenheid in vakjargon heet, in
pixel per centimeter om te rekenen. Matrixprinters ondersteunen
gewoonlijk meerdere resoluties, om of snel (geringe resolutie = weinig
naaldaanslagen = hoge snelheid), of mooi (hoge resolutie = veel
naaldaanslagen = hoge kwaliteit) printwerk te leveren. Deze
verschillende resoluties kunt u met de beide pijltjes doorbladeren.
Laserprinters werken normaalgesproken met een vaste resolutie (300 x
300 dpi). Om tolerantie-afwijkingen en dus vertekeningen bij het
printen te voorkomen, kunt u bij sommige printerdrivers de horizontale
resolutie binnen bepaalde grenzen veranderen.
Het hier ingestelde papierformaat wordt bij het printen bedrukt. Dit papierformaat is onafhankelijk van het paginaformaat in uw document, dat u in de Pagina-module, zie hoofdstuk 5.4, heeft ingesteld. Een DIN A4-document past natuurlijk ook op een DIN A3-vel, ook wanneer een deel van de afdruk daarbij wit blijft. Wilt u toch een DIN A3-document op DIN A4-papier afdrukken, dan wordt alleen de linker-bovenhoek van het document afgedrukt. De Deeldruk-frames kunnen u hierbij behulpzaam zijn (zie Hoofdstuk 5.5, Frame-module), waarmee u een pagina in drukdelen opdelen kan.
Wanneer uw printer over meer dan één soort papiertoever beschikt, kunt u met deze optie uitkiezen welke toevoer u wilt gebruiken. Matrixprinters werken normaalgesproken met kettingpapier (tractor), handmatig enkelblad, of met sheetfeeders. Bij laserprinters kunt u uit de papiertoevoer bovenste/onderste cassette of handmatig enkelblad kiezen.
Bij handmatige invoer wordt het printen na iedere pagina onderbroken, en wordt u gevraagd een nieuw blad in te voeren. Nadat u dit gedaan heeft, klikt u op [OK] in het getoonde dialoogpaneel (of simpelweg [Return], om het printen voort te zetten.
Im oberen Bereich des Dialogs, der zur Einstellung der
druckerspezifischen Parameter dient, ist ein neues PopUp namens
Farbtiefe:
hinzugekommen. Die meisten Drucker- und
Ausgabetreiber beherrschen nur eine fest eingestellte Farbtiefe des
aktuellen Ausgabe-Modus. Andere Ausgabetreiber (wie der
MacPrint-Druckertreiber) können hier Optionen zur Auswahl bieten.
Dieser Button ist üblicherweise nur wählbar, wenn ein komplexerer Druckertreiber (wie z.B. MacPrint, WinPrint oder VDIPrint) geladen ist, der weitergehende Einstellungen benötigt, als sie der Drucken-Dialog bietet. Wenn Sie auf den Button klicken, erscheint also üblicherweise ein weiterführender Dialog, in dem Sie die spezielleren Parameter des aktuellen Druckertreibers einstellen können.
Bei WinPrint erscheint hier der Standard-Drucken-Dialog von MS-Windows (!), in dem Sie die Druckerparameter ändern können, die der aktuelle System-Drucker Ihres Windows-Systems bietet. Wenn Sie den Windows-Drucken-Dialog verlassen, werden die geänderten Parameter in den Calamus-Drucken-Dialog übernommen. Ebenso können Sie auch im Windows-Drucken-Dialog den aktuellen Windows-Drucker ändern.
Weitergehende Beschreibungen der Dialoge, die sich hinter diesem Button verbergen können, finden Sie in den Beschreibungen der jeweiligen Druckertreiber.
Achtung: Der Button-Text selbst kann sich ebenfalls – je nach Ausführung und Sprache des geladenen Druckertreibers – etwas ändern.
Keine Auflösungsbegrenzung mehr!
Frühere Versionen von Calamus hatten eine Auflösungsbegrenzung, die zunächst ab 600, später ab 1.200 dpi die Ausgabe auf höherauflösende Ausgabegeräte wie Belichter etc. verweigerte. Damit diese Auflösungen genutzt werden konnten, waren der Erwerb des MGI JobManager-Moduls oder das as-NoLimit-Modul (as = adequate systems GmbH) nötig. Diese grundsätzliche Auflösungsbegrenzung haben wir dem Calamus wieder genommen, um Ihnen bei der Ausgabe auf beliebige Geräte nicht im Weg zu stehen. Sehen können Sie diese Änderung nicht, nur brauchen Sie ab jetzt das NOLIMIT.CXM nicht mehr. (Der JobManager kann aus anderen Gründen noch sinnvoll sein.)
Er zijn meerdere mogelijkheden om een printer aan de computer aan te sluiten. De meeste printers werken met een parallelle- (Centronics-) interface, maar sommige ook wel met de seriële data-overdracht via de RS 232 interface. Een uitzondering is de Atari-laserprinter SLM 804/605, die werkt via de DMA-interface. Dit is één van de snelste mogelijkheden van data-overdracht, maar jammer genoeg is tot nu toe de Atari-printer de enige die deze DMA-interface gebruikt (zie ook Hoofdstuk 4.1, Grondbegrippen).
Sommige afdrukapparaten, zoals bijvoorbeeld enkele fotozetters,
kunnen ook via de SCSI (spreek uit Skoezie
, of
Skasi
)-interface aangestuurd worden, hetgeen aanzienlijk
sneller is dan via de DMA-interface. Heeft u bij uw printer de keuze
uit een parallelle- en seriële-interface, dan kunt u op grond van de
hogere overdrachtssnelheid beter voor de parallelle-interface kiezen.
Bij gebruik van een parallel-interface is de overdrachtstijd voor een
DIN A4-pagina met 300 x 300 dpi ca. 20-200 seconden, (afhankelijk van
de gebruikte printer), dit duurt bij een serieel-interface minstens 9
minuten!
Tenslotte hebben nog enige drivers de keuze-mogelijkheid
Andere
. Wordt deze optie gekozen, dan wordt de data vanaf de
diskette/hard-disk naar de printer overgedragen, in plaats vanuit het
geheugen. Deze mogelijkheid is in de meeste gevallen langzamer dan de
overdracht via de andere interfaces. In netwerken, waarbij meerdere
computers één printer aansturen, moet u op deze mogelijkheid terug
grijpen, omdat alleen op deze manier het netwerk gebruikt wordt. Niet
iedere printer ondersteunt alle interfaces, de te gebruiken interfaces
worden in het dialoogpaneel reeds getoond, de niet bruikbare zijn als
niet-selecteerbaar (grijs) afgebeeld.