Heeft u bijvoorbeeld een document als DIN A4-liggend opgemaakt en
u wilt deze met een normale laserprinter printen, die alleen staand
formaat kan printen, dan moet Calamus de pagina 90ø draaien. Dit
uitrichten op het drukvel kunt u met de drie velden
Automatisch
, Niet gedraaid
en Gedraaid
instellen.
Normaalgesproken heeft u het veld Automatisch
gekozen, zoals
dit ook bij de basisinstelling het geval is. Daarbij probeert Calamus
eerst de pagina ongedraaid te printen. Wanneer dit, op grond van het
papierformaat niet mogelijk is, probeert Calamus of de pagina gedraaid
wl op het papier past. Als dit het geval is, wordt de pagina
gedraaid geprint. Als de pagina's gedraaid of ongedraaid niet op het
papier passen, dan wordt de mogelijkheid gekozen waarbij zo min
mogelijk van de randen wordt weggelaten.
Bij het gekozen veld Niet gedraaid
of Gedraaid
vindt
deze controle overigens niet plaats. De pagina's worden dan op de
gekozen wijze afgedrukt, uitstekende
elementen worden hierbij
afgesneden.
Wanneer u met het Paginadeelframe (zie Hoofdstuk 5.5, Frame-modulen) werkt, kunt u hierin kiezen of geprobeerd moet worden de hele pagina te printen, of alle gebruikte paginadeel-frames, of alleen de gekozen delen.
Heeft u op de pagina een werkvlak ingesteld (zie Hoofdstuk 5.4,
Pagina-module) dan is de eerste optie met Hele pagina
in plaats
van Werkvlak
aangeduid. In dit geval wordt dan natuulijk niet
alleen het werkvlak geprint, maar ook de ingestelde randbereiken met
eventuele snij- en paskruizen en de namen van de kleurscheidingen. Bij
de andere twee velden is de opdeling gelijk aan de aanwezige of
gekozen paginadeelframes.
Wordt bijvoorbeeld een DIN A3-pagina met twee paginadeelframes in
twee DIN A4-pagina's opgedeeld, dan zorgt de eerste optie ervoor dat
alleen de linker bovenhoek van de DIN A3-pagina op het DIN A4-blad
geprint wordt. Bij het kiezen van de tweede optie Alle delen
wordt de pagina gelijk aan het paginadeelframe opgedeeld. De derde
optie Geselecteerde delen
zorgt ervoor dat alleen die frames
geprint worden die vooraf in de frame-module geselecteerd zijn.
Daarmee kunt u een afdruk vna een enkele pagina herhalen, bijvoorbeeld
omdat het papier in uw printer is vastgeraakt.
De vulpatronen in Calamus zijn geoptimaliseerd voor een resolutie
van 300 x 300 dpi, gelijk aan de resolutie van een normale
laserprinter. Is de resolutie van uw afdrukapparatuur hoger, dan
kunnen de vulpatronen ook vergroot worden. Dat is alleen maar zinvol
bij bepaalde vulpatronen, bijvoorbeeld het hartjes
-patroon:
Als dit patroon bij een resolutie van 2540 x 2540 dpi in de
verhouding 1:1 omgezet wordt, blijft er van de oorspronkelijke hartjes
weinig herkenbaars meer over. Daarom kunt u met deze opties bepalen of
de vulpatronen vergroot moeten worden. Daarvoor heeft u twee
mogelijkheden: is het veld x N
gekozen, dan wordt het
vulpatroon met een geheel getal vergroot. Daarbij kan het echter
voorkomen, dat het niet meer helemaal in het rastervlak past. Zo kunt
u bijvoorbeeld 300 x 300 dpi wel naar 2400 x 2400 dpi omzetten, indien
u eenvoudig elke pixel in horizontale en verticale richting drie maal
vergroot. Maar 2540 x 2540 laat zich echter niet met een geheel getal
vergroten. Daarom kiest u nu de optie veld x R
klikken. Deze
optie brengt echter het nadeel met zich mee dat er een eventueel
Moir-effect kan optreden. Afhankelijk van het soort vulpatroon dat u
wilt gebruiken, zult u de keuze moeten maken welke van de drie opties
u wilt kiezen. Om de drie mogelijkheden te vergelijken, kunt u het
resultaat vooraf al op het beeldscherm zien: daarvoor stelt u uw
beelsschermvergroting zodanig in, dat zij overeenkomt met de resolutie
van uw printer (zie Hoofdstuk 5.1, Bediening van de
Standaardelementen, Kopregel).
U kunt een document ook bij het printen vergroten of verkleinen. De vergrotings- of verkleinings-factor voert u hier in. Let erop dat deze factor betrekking heeft op het pagina-formaat (niet op het drukvlak). Wilt u een DIN A4-document op DIN A3-formaat afdrukken, dan betekent dit een vergroting van 141 %. Een verkleining van DIN-A4 naar DIN-A5 is 71 %. De voorinstelling bij vergroten is 100 %, een gewijzigd percentage blijft bij de volgende printopdracht gehandhaafd.
Analog zur Ausgabe-Größe des Dokuments können Sie auch die von Ihnen vorgegebenen Rastereinstellungen aus dem Rastergenerator während der Ausgabe vergrößern oder verkleinern.
Den Maßstab tragen Sie hier ein. Bitte beachten Sie dabei, daß
dieser Maßstab sich auf die im Rastergenerator eingestellte
Auflösung bezieht. Sie können somit der Vergrößerung oder
Verkleinerung der Seitengröße bei der Ausgabe entgegenwirken, indem
Sie die Rastergenerierung hier genau umgekehrt einstellen. Wenn Sie
z.B. ein A4-Dokument in 71 % Größe ausgeben (DIN A5), wird bei
normal eingestellter Rastergröße von 100 %
das Raster
ebenfalls mit verkleinert. Setzen Sie die Rastervergrößerung auf
141 %
, so wird Ihr eingestelltes Druckraster wieder
normal
erscheinen, als wenn das A4-Dokument gar nicht
verkleinert ausgegeben würde.
Unter diesem Eintrag finden Sie drei Icons, die Zugang zu wichtigen Druck-Modulen bieten, ohne daß Sie diesen zentralen Drucken-Dialog vorher verlassen müssen.
Das erste Icon finden Sie auch im Seiten-Modul; es ruft den Rastergenerator auf, sofern einer geladen ist.
Das zweite Icon können Sie ebenfalls im Seiten-Modul sehen; es öffnet das Farbseparations-Modul zur Einstellung (oder auch nur Kontrolle) der Farbseparations-Kennlinien.
Das dritte Icon symbolisiert die Ausgabelinearitäten und ruft den Kennlinieneditor auf, in dem Sie in diesem Falle die Kennlinien zur Steuerung der Ausgabelinearität einstellen können. Das entsprechende Modul (LIN.CXM) muß hierzu schon geladen sein.