Ook deze optie is voor de wat meer ervaren DTP-gebruikers bedoeld. Niettemin moet u ook de mogelijkheden van dit commando kennen om het bij eventueel optredende problemen te kunnen gebruiken.
Calamus slaat de informatie voor het afbreken van teksten op in het Cache-geheugen (zie Hoofdstuk 4.2, Basis Begrippen raster/vectorfonts en 5.2 Pulldown-menu Opties, Diversen). Dit Cache-geheugen wordt, zodra nieuwe geheugenruimte nodig is, weer gewist. Moet daarna een tekstframe opnieuw opgebouwd worden, dan wordt deze opnieuw geformatteerd. In de afgebroken regels komt de afbreek-informatie niet voor het hele document voor, maar wordt na het laden van het document bij de opbouw van het tekstframe opnieuw berekend.
Dit is in de meeste gevallen ook zinvol. Er zijn echter enkele uitzonderingen: wanneer u bijvoorbeeld een document naar een belichtingsstudio brengt, wordt het daar in de regel met de fonts van de studio belicht. Wanneer nu bijvoorbeeld de daar aanwezige fonts van een nieuwere versie zijn dan die u gebruikte, kunnen er problemen optreden. Zo kunnen in deze nieuwe fonts sommige karakters smaller of breder zijn dan die van u, zodat de tekst normaal gesproken nog een keer compleet afgebroken moet worden. Dit kunt u verhinderen door bij het opslaan van uw document de afbrekingen te fixeren (vast te zetten). Concreet betekent dit: alle afbreek-informatie wordt mee opgeslagen. Daardoor kunt u er zeker van zijn, dat bij de latere afdruk tekstframes ook z¢ geformatteert worden, als u ze op het beeldscherm zag.
Wanneer echter alle tekstframes van het document voor de afdruk
nieuw geformatteerd moeten worden, dan kiest u dan in het volgende
dialoogpaneel de optie Wissen
. Voor het opslaan wordt dan alle
afbreek-informatie verwijderd. Als neveneffect vraagt dit echter wel
een langere print- of belichtingstijd.
Met de optie Ongewijzigd
, die normaal gesproken
geselecteerd is, heeft u een compromis tussen belichtingstijd en
opnieuw formatteren: de reeds aanwezige afbreek-informatie wordt
opgeslagen, voor alle niet-aanwezige pagina's wordt ze bij het
afdrukken gegenereerd. Dit geldt ook voor de kleurseparaties. Hier
wordt voor elke pagina opgeslagen welke kleurseparaties gebruikt
worden. Ook deze informatie kunt u met het document opslaan, om de
afdruk compatible te maken en belichtingstijd te besparen.
Bovendien kunt u met dit commando instellen, hoe Calamus met fonts, tekststijlen, stam-pagina's, layout-pagina's en layers moet omgaan, die niet gebruikt worden. Voor elk van deze elementen kunt u kiezen, of ze behouden blijven of bij het opslaan van het document automatisch gewist worden.
Met de optie Navraag bij opslaan
kiest u of het
dialoogpaneel bij elke opslag van tekst getoond moet worden. Dan kunt
u de hier ingegeven instellingen nogmaals controleren en eventueel
wijzigen. Voor de zekerheid zal hier altijd de Ja
-optie
geselecteerd zijn.
Tenslotte kunt u nog een minimale lijndikte instellen. Een hier ingegeven waarde zorgt er voor, dat lijnen onder deze breedte op de ingestelde waarde gebracht worden. Daarmee kunt u vermijden, dat haarlijnen, die bij een fotobelichter met 2.540 dpi nauwelijks 1/100 mm dik zijn, bij het afdrukken verdwijnen.
Aanvullend op de opties [OK] en [Annuleer], waarvan u het gebruik
reeds kent, ziet u nog het veld Toepassen
waarmee alle door u
ingestelde Wisoperaties
éénmalig direct uitgevoerd worden.
Daarmee kunt u de fixering van de tekstafbrekingen en kleurvlakken
verwijderen, zodat deze opnieuw berekend worden. Bovendien kunt u
daarmee ook de geselecteerde niet-benutte elementen uit het document
wissen.
Calamus benutzt (vor allem bei s/w-Image-Bildern) eine Bildkompression, damit Dokumente möglichst klein werden.
Eigentlich war dieser Schalter im Zuge der parallelen Entwicklung des SL99 und des CP2 (Calamus Publisher v2 für Windows) für den Dokumentenaustausch mit dem CP2 gedacht, zudem finden Sie nach wie vor das KOMPRESS.CXM (Bildkompressions-Modul) im SL-Lieferumfang, so daß diesem Schalter keine ganz große Bedeutung mehr zukommt.
Dieser Schalter ist sehr wichtig! Sie können die in Ihren Dokumenten genutzten Schriften (und zwar alle ladbaren Fontformate!) direkt im Dokument einbetten, wenn Sie Ihre Dokumente sichern.
War es früher wichtig, auf jedes kostbare Byte Speichermedium zu achten, ist es heute vielfach so, daß Calamus-Dokumente deutlich gewachsen sind und die Größe von Fonts prozentual immer geringer wird. So macht es Sinn, Dokumente direkt mit eingebetteten Fonts zu speichern, auch wenn Sie sie nicht zum Belichten weitergeben müssen. Laden Sie in Zukunft einfach Ihre SL-Dokumente und verschwenden Sie keine Zeit mehr mit dem umständlichen Suchen selten gebrauchter Fonts; sie sind schon im Dokument. Ihr Dienstleister dankt es Ihnen ebenso, wenn Sie ab jetzt Dokumente nur noch mit eingebetteten Fonts zum Belichten, Plotten oder Drucken abgeben.
Rechtlich ist für Sie alles im grünen Bereich. Die geladenen, serialisierten CFN-Fonts bleiben natürlich im Dokument verschlüsselt und weiterhin an Ihre Calamus-Seriennummer gebunden, so daß Calamus-Dienstleister nach wie vor Ihre Dokumente nur mit einem Job-Manager-Modul öffnen können. Es hat sich also zur Lizenzhaftung des CFN-Schriftengebrauchs nichts geändert. PS-Type-1-Fonts und TrueType-Fonts werden beim Laden und Sichern nicht serialisiert.